Column Bernard Wientjes - Waarom een wet voor sport?

Toen we ons advies De opstelling op het speelveld uitbrachten, was ik heel benieuwd wat de reacties zouden zijn. Het advies van de Nederlandse Sportraad (NLsportraad) over een toekomstbestendige organisatie en financiering van de sport beschouw ik als grensverleggend, zo niet baanbrekend. Al meer dan een halve eeuw organiseren en financieren we sport in Nederland op ongeveer dezelfde manier, en nu is er ineens een advies waarin staat dat het anders moet. De NLsportraad vindt namelijk dat sport zo belangrijk is voor de samenleving, dat we dit moeten beschouwen als een publieke voorziening. Alleen zó kunnen we sport voor iedereen toegankelijk maken. En daarvoor is het volgens de raad noodzakelijk om sport vast te leggen in een stelselwet. Ja, u leest het goed: de raad adviseert wetgeving te ontwikkelen over sport. Naar de reacties op deze aanbeveling was ik nog wel het meest benieuwd.

Bernard Wientjes

Ik was dan ook aangenaam verrast toen tijdens ons laatste webinar bleek dat de stelselwet door de kijkers werd uitverkozen als de belangrijkste aanbeveling van ons advies. Zij gaven de stelselwet meer prioriteit dan de brancheontwikkeling, de professionalisering van de arbeidsmarkt of de uitbreiding van het aantal sportaccommodaties. De NLsportraad ziet het pakket aanbevelingen als één geheel, maar de aanbeveling voor een stelselwet is wel heel belangrijk, omdat deze wet het kader is voor alle andere aanbevelingen.

Sport is een van de weinige beleidsterreinen waarvoor de overheid niets heeft geregeld. En dat terwijl de urgentie van meer sport en bewegen en de grote betekenis van topsport voor de samenleving door iedereen wordt onderkend. Tijdens het Wetgevingsoverleg sport eind 2020 in de Tweede Kamer heb ik een van de Kamerleden horen zeggen dat een wet niet past bij sport, want: ‘sport is van de samenleving’. Ook op de sociale media bemerk ik dat er misverstanden leven over wat een stelselwet is.

Door sport te bestempelen als een publieke voorziening en dit wettelijk vast te leggen, wordt het ‘stelsel’ van sport geborgd. De overheid krijgt een zorgplicht om topsport, breedtesport en bewegen (mede) mogelijk te maken voor de bevolking. De sportbranche krijgt daarmee meer houvast én een impuls om te professionaliseren. En daarmee wordt het sportaanbod toegankelijk voor nog veel meer Nederlanders dan nu het geval is. En om ieder misverstand te voorkomen: het sportaanbod wordt met een stelselwet niet overgenomen door de overheid. Het leveren van sport wordt in de stelselwet geen overheidstaak. Dat gebeurt alleen in uitzonderlijke gevallen, als er onvoldoende ‘markt’ is (bijvoorbeeld in krimpgebieden).

Vergelijk bijvoorbeeld de wetgeving voor cultuur of kinderopvang. Met de cultuurwetgeving borgt de overheid de basisinfrastructuur van culturele instellingen en fondsen, maar het zijn uiteraard de orkesten en theatergezelschappen (en niet de overheid) die als zelfstandige stichtingen, verenigingen of ondernemingen het aanbod verzorgen. Ook de overheidsfinanciering volgt uit deze wetgeving en is op die manier geborgd. Met de Wet kinderopvang stelt de overheid eisen aan de kwaliteit van kinderopvangcentra, maar het zijn (maatschappelijke) ondernemingen die de kinderopvang organiseren. Uiteraard zijn er allerlei bedenkingen ook bij deze wetten en stelsels, maar het principe is duidelijk: de overheid voelt zich medeverantwoordelijk voor deze terreinen.

De NLsportraad adviseert voor sport vast te leggen dat de rijksoverheid stelselverantwoordelijk is, dat de gemeenten verantwoordelijk zijn voor lokale voorzieningen, en centrumgemeenten en provincies voor bovenregionale voorzieningen zoals topsport en gehandicaptensport. Daarnaast beveelt de raad aan om in de stelselwet ook voorwaarden aan de sportbranche te stellen: bijvoorbeeld als het gaat om opleidingen, kwalificaties en beroepen en om governance en integriteit. Met een wet krijgt de overheid een instrument in handen om eisen te stellen voor onderwerpen waar het in het debat zo vaak over gaat, zoals bijvoorbeeld het pedagogisch klimaat en de (sociale) veiligheid in de sport.

Tenslotte moet mij van het hart: zonder wetgeving is en blijft sport kwetsbaar. De raad vangt signalen op – van een enkele politicus of bestuurder – dat wetgeving niet nodig is, omdat de sport al vanzelf goed is geregeld. Ongetwijfeld is dat op diverse plekken in Nederland het geval, maar de bewegingsarmoede is helaas hardnekkig over het hele land verspreid. Er is geen gemeente in Nederland waar 75% van de bevolking voldoende beweegt – het streven van het preventieakkoord dat de NLsportraad 10 jaar naar voren wil halen en in 2030 wil bereiken.

Het is bedenkelijk als politici en bestuurders over sport denken als een leuke hobby, overwegend voor kinderen en volwassenen die sportief zijn, en die vanzelf het aanbod weten te vinden en kunnen betalen. In de visie van de NLsportraad is sport echter noodzaak. We organiseren en financieren sport in Nederland al heel lang op dezelfde manier, maar het roer moet nu om, om de bevolking weerbaar en vitaal te maken. En dat is dé remedie voor het coronavirus en alle volgende virussen, en voor de opbouw van onze samenleving en economie na de crisis.

Bernard Wientjes,

raadslid NLsportraad en voorzitter van de Commissie organisatie en financiering van de sport

Het advies De opstelling van het speelveld leest u hier.

Het webinar van 26 november kunt u hier terugkijken.